Door Wido Blokland
‘Beter één dag vervuld van het hoogste inzicht, dan een heel leven door te brengen in onwetendheid.’
[Boeddha, dhammapada 115]
‘Men moet stijgen en blijven stijgen om de wereld van de wijsheid en de rede te bereiken, die de wereld is van de principes, waar de waarheid zo vanzelfsprekend is dat iedereen verplicht is dezelfde visie te hebben op de dingen.’
[O.M. Aïvanhov]
Scheppingsmythen van over de hele wereld leren ons dat de mens ooit een compleet wezen is geweest, begiftigd met verbijsterende inzichten en mogelijkheden. Tot er iets misging en uitdoofde in zijn geest; de mens van van alles en nog wat buiten zichzelf afhankelijk werd, innerlijk verscheurd en ontheemd in z’n ziel.
Wat is hiervan waar? Zijn scheppingsmythen uitingen van bloemrijke fantasie en religieuze projectie, of bonafide pogingen om een antwoord te te vinden op vragen als: “Waarom is er zoveel wreedheid, onderdrukking en slavernij in de wereld? Wat is de rol van de goden hierin? Wie of wat zijn zij eigenlijk? En wat kunnen wij weten over onze eigen oorsprong?”
Nadat we eenmaal tot besef zijn gekomen dat we niet van de apen afstammen en zelfs Darwin dit nooit heeft beweerd, dient een verklaring gevonden te worden voor de miserabele hoedanigheid waarin de mens vertoeft. Zowel voor de in biologisch opzicht deplorabele toestand van Mängelwesen*1, dat als enige biologische levensvorm op aarde afhankelijk is van techniek voor zijn eigen handhaving. Als ook wat betreft een geestelijke ‘vervuiling’, waarbij onder andere ijverzucht, jaloezie, egoïsme en roofzucht, bepaald niet van de lucht zijn. Ook roepen de min of meer op non-actief gestelde spirituele vermogens de vraag op over wat er eigenlijk met ons aan de hand is hier op aarde?
Leven wij onder een kwade schepping zoals de gnostici wel is verweten? Of is er een diepgaande, ogenschijnlijk ondoordringbare perceptuele sluier over onze geest geweven, die er allereerst voor garant staat dat wij onszelf bezien als psychofysieke, in plaats van spirituele wezens, d.w.z. als bewustzijnsvelden van spirituele energie, met een menselijke ervaring. Kunnen we de perceptuele sluiers ontrafelen en van ons afwerpen waarmee onze geest lijkt te zijn besmet? Samen met de hoogste wetenschappelijke inzichten uit de kwantumfysica wijzen alle grote spirituele leraren erop dat wij puur Bewustzijn zijn, emanaties van God zelf, maar grondig verdwaald in een labirinthische matrix van misleiding.
DE HISTORISCHE VAL VAN DE MENS
‘Werd voor de (mythologische) Val van de mens alles nog in geestelijke eenheid tot elkaar ervaren, ná de val lijkt het
leven zich slechts in tijdelijke vormen van het zijn te openbaren. Waar is de eenheid, het heel en het al?
Alles blijkt opeens verbonden met de voor de materie geldende wetten van geboorte, groei, bloei en dood. Daar is
het hemelzwerk dat door een zodiakaal stelsel wordt geregeerd. Twaalf dierenriem tekens begrenzen de menselijke
kosmos. Daarbinnen draait het grote rad van geboorte en dood’.
[Marcel Messing, De stilte die tot ons spreekt, 1981]
In het Geheime Boek van Johannes (uit de Nag-Hammadi codex) wordt in beeldende, allegorische taal een complexe scheppingsmythe opgevoerd. Net als bij de bekendere Lucifer-mythe, is ook hier sprake van een cruciaal moment waarop bewustzijn zich afscheidt van het Geheel, voortvloeiend uit een impuls van hoogmoed, en toegestaan vanuit vrije wil die op ieder niveau onderdeel moet zijn van een volmaakte schepping. Was die mogelijkheid er niet, dan zou er ook geen sprake kunnen zijn van volmaaktheid. Volmaaktheid is pas volmaakt als het de mogelijkheid tot onvolmaaktheid in zich bergt. Net als bij Lucifer is ook in dit epos sprake van een bewustzijnsval waarin een hele schare van scheppende krachten (engelen of archonten) wordt meegesleurd. Waar in de Lucifer mythe sprake is van één val, wordt het Geheime Boek van Johannes gekenmerkt door de beschrijving van een hele keten van vallen. Hierbij is de hoofdarchont Jaldabaoth zelf het resultaat van de initiële val, nl. de eerste afscheidende gedachte. Vervolgens treedt deze op als belangrijkste hoofdpersoon en veroorzaker van een aanhoudende reeks vallen, waarin opmerkelijk genoeg, telkens een fundamentele onmacht doorklinkt. In het laatste bedrijf van dit spectakel wordt “een bitter noodlot gewekt, dat de laatste wisselvallige keten is waarmee goden en engelen en demonen en alle generaties tot aan deze dag het hardst en sterkst worden gebonden. Uit dit noodlot stamt elke onrechtvaardigheid, en geweld (…), en de keten van vergetelheid en onwetendheid (…) en grote angsten. En aldus is de ganse schepping blind gemaakt opdat zij God niet zouden kennen die boven hen allen verheven is.”
De hoofdarchont Jaldabaoth brengt dit “bitter noodlot” ten uitvoer in de vorm van een complot, waarbij “hij zijn engelen zond naar de dochters der mensen om enkelen tot zich te nemen en voor hun genot nageslacht te verwekken. (…) En de engelen namen [hiertoe] het uiterlijk van hun echtgenoten aan en ze vulden hen [de mensendochters] met de geest der duisternis die ze met slechtheid hadden vermengd.(…) En ze brachten de mensen die zich aan hen bonden in grote moeilijkheden door hen met groot bedrog op dwaalwegen te leiden. (…) Zo werd de ganse schepping voor eeuwig tot slavernij gebracht vanaf de grondvesting der wereld tot nu toe. (…) En ze [de mensen] sloten hun harten en ze verhardden zichzelf met de hardheid van de namaakgeest, tot aan de huidige dag.”
Opvallend aan bovenstaande tekst is dat het vrijwel exact overeenkomt met een passage uit het Boek van Enoch. In hoofdstuk 7 valt daar te lezen hoe “de Engelen of Wachters, zonen van de hemel, vurig verlangden naar de dochteren des mensen en tot elkaar zeiden: Kom, laat ons vrouwen kiezen voor onszelf, en laat ons kinderen verwekken (…) Zij zworen allen samen, tweehonderd in getal om hun plan ten uitvoer te brengen (…) En zij namen zich vrouwen, elk kiezende voor zichzelf (…) en de zwangere vrouwen brachten reuzen voort.”
Een gegeven dat wij eveneens in Genesis terugvinden. Toen de reuzen alles hadden verslonden wat de grond opbracht, keerden zij tegen de mensen, om ook die te verslinden. Oppassen geblazen dus met die ‘goden’*2.
Belangrijk om op te merken is, dat doorheen het Geheime Boek van Johannes, dat verhaalt over de Eerste Mens, of de Oorspronkelijke Mens, en de jaloezie van Jaldabaoth en diens vele ingrepen, immitaties en manipulaties – wat allemaal iets heel anders betekent dan werkelijk ‘scheppen’ – de directe verbinding tussen schepping en de Oorsprong of de Ene [God, Pleroma, etc] onverbroken blijft, dankzij een in de mens geplaatst innerlijk ‘licht’ of ‘scheppende wil’ (epinoia), dat onmogelijk teniet gedaan kan worden.
‘Stralend en toch verborgen
leeft brahman in de holte van het hart,
boven geleerdheid, boven alles,
beter dan alles,
levend en niet levend.’
[Mundaka Upanishad II-1]
Ook de Bhagavad Gita spreekt, net als bovenstaand citaat uit de Mundaka Upanishad, van een ingeboren, onvernietigbaar licht. De Katharen, die kennis hadden van zowel het boek van Enoch als het Geheime Boek van Johannes, waren bekend met de lichtvonk of lichtkiem die verborgen gaat in de top van de rechterhartkamer, net als de Kogis van Columbia, de Kahuna indianen, de Hopi indianen en tal van andere inheemse volken. In onze tijd heeft onder meer Drunvalo Melchizedek zich ingezet om de ongehinderde verbinding met het Al en ons diepste zelf, via de lichtkiem in het hart, meer bekendheid te geven. (Living In The Heart, How to Enter into the Sacred Space within the Heart, 2003)
De strijd die zich in ieder van ons afspeelt wordt verbeeldt in de strijd tussen de Pandava’s en Kaurava’s op het strijdtoneel van Kurukshetra uit de Bhagavad Gita (Lied van de Heer). Het is een zoveelste verbeelding van de actuele val van bewustzijn, zoals die zich afspeelt binnen onze dagelijkse ervaringswerkelijkheid, en niet alleen van een historische val. Anders gezegd: de historische val heeft dagelijkse consekwenties, totdat het licht duurzaam doorbreekt via diep inzicht of een verlichtingservaring, en de mens zich herinnert wie of wat hij werkelijk is.
VALLEN EN OPSTAAN
‘Hij die hoort, laat hem opstaan uit zijn zware slaap’, aldus spreekt de Verlosser (Christus) tot Johannes in het Geheime Boek van Johannes, nadat hij ‘midden in de gevangenis, die de gevangenis van het lichaam is’, was binnengedrongen als hoogste avatar (avatara = neer dalen), als rechtstreekse lichtboodschapper vanuit het Ene. We horen in deze oproep de ware missie van Jezus, die vele malen dieper reikt dan het schrale beeld van een soort moraalprediker dat met name de kerk op ons netvlies heeft achter gelaten. Christus roept op om onze ware bestemming te ‘claimen’. Wie gevallen is, is tevens bij machte weer op te staan. Niets kan de mens weerhouden om het licht waaruit hij afkomstig is, terug volop te betreden. Onvermoede krachten gaan in ieder mens schuil, want de mens geeft telkens blijk van een enorme veerkracht ondanks alle vergeefs vergoten bloed van letterlijk duizenden oorlogen en corruptie schandalen waar de geschiedenis mee vol geschreven is.
De scheppingshierarchie zoals deze wordt uiteengezet in het Geheime boek van Johannes, is zoals genoemd beeldend, maar daardoor zo nu en dan minder inzichtelijk zoals in het geval wanneer een waar pantheon aan goden wordt opgevoerd, die ieder garant staan voor de schepping van een ‘stukje’ mens. De één schiep het linkeroog, de ander het rechteroog, de één de lippen, de ander de tanden. Weer een ander het tandvlees enzovoorts. De hele schare goden beslaat een lijst van maar liefst vier pagina’s lang. Vanwege het gevaar dat de ‘verlichte’ lezer de hele tekst daarom af zou kunnen doen als al te rijke fantasie, wil ik in kontrast hiermee de Griekse filosoof Plotinos (205-270 n. Chr.) in herinnering brengen. Scheppingsmythes zijn eveneens vormen van metafysica en pogen het onkenbare en onzegbare inzichtelijk te maken.
PLOTINOS
‘Wie tot zichzelf inkeert, keert in tot zijn oorsprong.’
[Plotinos, Enneade]
Met dit doel voor ogen richt ik de aandacht op diens emanatieleer die wellicht een helderder filosofisch kader biedt dan sommige sterk in mythologisch-antropomorfistische beelden gewortelde teksten. Toch zouden de allegorische omschrijvingen van het Ene dat zelf eeuwig onzegbaar blijft, waarmee het Geheime boek van Johannes aanvangt, evengoed uit de mond van Plotinos kunnen komen:
“Hij is onbegrensbaar, want Hem ging niemand vooraf die Hem kan begrenzen. Hij is onbepaald, want Hem ging niemand vooraf die Hem kan bepalen. Hij is onmetelijk, want er is niemand die Hem kan meten (…) De Eenheid is souverein, daarboven heerst niets (…) Hij is het onmetelijke licht, zuiver, heilig, onuitsprekelijk, onvergankelijk, niet voleindigd, noch zalig, noch goddelijk, maar overstijgt dit alles verre.”
Het beginsel van de onkenbaarheid van God is zowel bij Plotinos als de gnostici identiek. Plotinos noemt dit het Ene. Direct daaropvolgend bevindt zich de Geest (nous). Verschillen volgen echter al vrij snel aangezien Plotinos de gnostici verwijt de nous (Geest) op te splitsen en naar willekeur te multipliceren in allerlei goddelijke beginselen. In de figuur van Plotinos hebben we niet te maken met een verbeelder, maar veeleer een systematisch denker. De nous is een zichzelf gelijkblijvende actualiteit en kent geen potentie die nog tot actualiteit moet worden. De Geest (nous) is met andere woorden volmaakt en één.
Opvallend verschil is dat de leer van emanatie (uitstraling, uitvloeïng vanuit het Ene) bij de gnostici niet voortkomt uit zijnsovervloed zoals bij Plotinos, maar het schema volgt van de biologische voortplanting. Op zich geen onlogische gedachtegang wanneer er een hele Schepping moet worden voortgebracht, om dit te beschrijven in termen van een ouderpaar, waaruit telkens nieuwe Aeonen ontstaan, telkens in paren die tot voortbrengen bij machte zijn. Aan de Aeonen (bewustzijns- of scheppingsniveaus) zijn namen gegeven, voor het merendeel tot allegorie gemaakte begrippen uit de veel oudere Platoonse metafysica, zoals waarheid, wil, waarneming, verstand, schoonheid, intelligentie, herinnering, liefde, volmaaktheid, etc.
In de filosofie van Plotinos is echter geen plaats voor een breuk (moment van afscheiding), en daarmee ook niet voor de ontvouwing van genoemd drama van de mens. Als waarachtig mysticus gold voor hem enkel het Ene. Zijn emanatieleer is monistisch; reden waarom hij kritiek uitte op de gnostici, wiens leer dualistisch georiënteerd is. Niet alle gnostici hadden het standpunt dat de wereld getrancendeerd moest worden, en schreven de schepping volledig toe aan een kwade god (Demiurg), waardoor een scherp dualisme ontstond. Plotinos verwerpt dit*3. Zonder blind te zijn voor de realiteit van het kwaad, dient deze volgens hem in eerste instantie niet gezocht te worden in kwade daden en een kwade schepping van materiële werkelijkheid, maar in een door de menselijke ziel gehandhaafde beslissing om zich volledig naar de materie te wenden. De vraag blijft dan echter wel waarom de mens zo volhardt in deze ‘beslissing’, die hem uiteindelijk totaal bevreemdt van diens eigen wezen, oorsprong en essentie. De zintuiglijke, bedrieglijke werkelijkheid (Maya) is van een onvoorstelbaar overweldigend karakter, zo merkte reeds de yogi Paramahansa Yogananda op. De mens loopt als betoverd rond in een droomwereld. Maar de reden hiertoe wordt door Plotinos niet afdoende beantwoord. Wellicht was hij niet op de hoogte van de niet mis te verstane beschrijvingen uit het boek van Enoch, en verwierp zodoende een in zijn ogen al te bloemrijke, nauwelijks consistent ogende scheppingsmythologie.
Toch snijdt Plotinos kritiek op de gnostici op een aantal punten wel degelijk hout*4. Volgens hem mogen we niet menen dat deze kosmos verkeerd is omdat er zoveel verkeerds in voorkomt. De kosmos is nu eenmaal slechts afbeelding, afspiegeling, afstraling van een volmaakt universum. Hierin staat Plotinos op één lijn met Plato, de schrijver van de beroemde passage van de grot. En welke andere kosmos zou er tot bestaan kunnen komen die beter was dan deze? In de grot van Plato is de aan boeien gekluisterde mens veroordeelt tot het zien van uitsluitend schaduwbeelden aangezien hij met zijn rug naar het licht van buiten de grot is gekeerd. Hoewel Plato een afkeer had van verbeelding en kunstenaars uit zijn ideale staat liet verbannen (Politeia), schiep hij met dit enkele beeld de volmaakte verbeelding van het menselijk drama en onze perceptuele gevangenschap. Alleen de oorzaak wordt anders verklaard.
Hoe dan ook: val, misgeboorte (Jaldabaoth) en kwade schepper of gehandhaafde beslissing om zich van de licht(bron) af te wenden, de gevolgen zijn onloochenbaar. In ieder mens leeft diep een unheimisch gevoel van zijn werkelijke ‘thuis’ verbannen te zijn. Toch mag de fenomenale wereld van de zintuigen m.i. geen mislukte of namaak-schepping genoemd worden, want een goddelijk Licht straalt er ongefilterd in door voor wie slechts de ogen heeft om te zien. Zowel bij Plato als de neoplatonisten van de renaissance is altijd sprake van een wederzijdse doorvloeïng van de geestelijke en materiële wereld. De filosofie van Plotinos, die in zijn leven meerdere diepe mystieke ervaringen meemaakte, is dan ook veel meer dan uitleg van een metafysica:
‘Wij, alle wezens tezamen, zijn die geestelijke wereld. En wie de gindse wereld schouwt, zal bevinden dat hij tegelijk de godheid en zichzelf en het Al schouwt. Wanneer ge alles wat ten dele is, achter u hebt gelaten, dan zijnt ge één met het Al geworden.’ [Enneade VI 5]
‘O hart, God treedt je met genegenheid tegemoet op ’t moment dat je je als een deeltje naar het geheel toebeweegt.’ [Rumi, Juwelen, p.44]
HET PROBLEEM VAN HET KWAAD
Als jongen van een jaar of elf, twaalf, had ik vaak ‘gesprekken’ met mijn vader, die steevast ontaarden in een ontstemde houding. Ik voelde mij niet alleen niet gehoord, maar bovendien op een vaak agressieve wijze aan de kant gezet. Pas heel veel later vernam ik van de Wetiko-geest*5 en de predator-mentaliteit*6 ,in feite typische kenmerken van de archontische ‘mentaliteit’. In deze ‘gesprekken’ kwam telkens weer het kontrast naar boven tussen onze zienswijzen. Keer op keer bleef ik hem tegenspreken wanneer hij zijn stokpaardje van zolder haalde over het diep ingeboren egoïsme en de slechtheid van de mens. Dat de mens in wezen goed is werd steevast door mijn vader in heftige bewoordingen tegengesproken. Een ‘waarheid’ die hij te vuur en te zwaard verdedigde en op die manier soms zelfs leek te belichamen*7. Toch werd ik er evenmin op die manier door overtuigd, hoewel ik hem, achteraf gezien, ook niet helemaal ongelijk kan geven. Tenslotte is mij na een lange zoektocht duidelijk geworden hoezeer de mens besmet is geraakt door eeuwen van archontische overheersing en manipulatie, nota bene bij aanvang in ons eigen DNA. Voor mij echter was en is de mens vanzelfsprekend goed – hoewel de mens natuurlijk veel slechts kan doen. Als er goedheid in de mens is, is de mens dientengevolge in oorsprong en wezen goed, anders kan het goede niet in hem bestaan, hoe weinig het in de praktijk soms ook moge zijn. Als de mens in wezen slecht zou zijn, zou enkel het slechte in hem kunnen bestaan. Een waarheid als een koe, zo scheen het mij toe als jonge sofist, en doet het eigenlijk nog altijd tot op de dag van vandaag.
‘Het gaat een slecht mens goed, zolang het zaad van het slechte nog niet rijp is. Het gaat een slecht
mens slecht, zodra het zaad van het slechte tot rijping is gekomen.
Het gaat een goed mens slecht, zolang het zaad van het goede nog niet rijp is. Het gaat een goed
mens goed, zodra het zaad van het goede tot rijping is gekomen.’
[Boeddha, Dhammapada 119 – 120]
Zo bezien zouden we ons kunnen realiseren dat goed en kwaad a.h.w. twee superposities zijn van één en dezelfde werkelijkheid. Welke van de twee zich manifesteert is (mede) het gevolg van onze eigen gerichtheid: naar het licht toe, of ervan af. Die keuzemogelijkheid blijft altijd overeind, is onvernietigbaar in ieder mens aanwezig en is daarmee tevens de onverbrekelijke garantie tot realisatie.
Voor Plotinos begint zoals we reeds zagen, en geheel in navolging van Plato, alles met het Goede of het Ene. Dat er hier twee woorden worden gehanteerd verhult slechts dat het om één en hetzelfde Eerste principe gaat. Dit Ene vloeit uit zichzelf over zonder ooit minder te worden, en zijn emanatie-leer kan het best worden voorgesteld als een uitstraling vergelijkbaar met de straling van de zon. En overigens ook zeer vergelijkbaar met de neerwaartse causaliteit vanuit het Veld binnen de kwantumtheorie.
De ziel – deel hebbend aan de wereldziel – kiest zijn bestaan naar omlaag, maar behoudt een deel van zichzelf gericht of verbonden met z’n oorsprong, het pleroma. Zij bedient zich van het lichaam om daarin scheppend werkzaam te kunnen zijn. Het terugvinden van ons eigenlijke zelf valt samen met het vinden van het scheppende goddelijke licht. In de woorden van Plotinos: “Keer in tot uzelf, en neem uit uzelf weg wat overbodig is, zodat het goddelijk licht tot verschijning kan komen, en ge in zuiverheid één wordt met uzelf.” Het zoeken van de eigen zijnsgrond valt samen met de zijnsgrond van alle dingen. Dat deel van onszelf dat niet in het lichaam is ondergedompeld, ons eigen middelpunt, staat rechtstreeks in verbinding met het middelpunt van alle dingen. Het hele zwaartepunt van ons wezen als mens ligt ver buiten het gebied waar onze activiteit zich ontplooit naar een ons omringende ‘werkelijkheid’. De materie, als laatste ‘uitstraling’ van emanatie, is volgens deze grote filosoof in wezen helemaal geen werkelijkheid.
‘Wie zichzelf kent, gaat ook inzien waar hij vandaan komt.’
[Plotinos, Enneade]
‘Gods licht is nooit gebroken’.
[Rumi]
Of in de woorden van Juan de la Cruz (Johannes van het Kruis, 1542-1591): “Het duister is mij licht genoeg”. Wie de actualiteit van het Licht in zichzelf herkent én erkent als meer reëel dan de sluiers van onwetendheid en duisternis die in onze geest en DNA zijn meegeweven, is bezig zich voorgoed los te weken van iedere misleiding en archontische greep.
TERUG BIJ DE GODEN AF
Het is mijns inziens essentieel dat de vraag “Wie of wat zijn de ‘goden’? Wat is hun statuut, waar staan zij t.o.v. de mens temidden van de schepping?” helder beantwoord wordt. Allereerst blijkt het omvangrijke mythologische en historische bronmateriaal in aanzienlijke mate betrekking te hebben op bemoeienis met het leven op aarde door ‘goden’ van minder zuiver gehalte, en niet op bonafide, niet-gevallen ‘goden’ of scheppingskrachten. Als we er beter in slagen de aard van de werkelijkheid zelf te begrijpen, tot in haar ‘fundamenten’, zal dit van grote invloed blijken op de mogelijke antwoorden op deze vragen. De historische Fingerprints of the Gods zijn ruim voorhanden, tot in ons eigen huidig DNA aan toe. Laat ons daarom deze goden zelf eens onder de loep te nemen.
‘De vier soorten goden zwaaien allen een wapen in de hand (…) Uit zwakheid zijn zij bang voor anderen of zij vrezen
anderen uit slechtheid. Of zij nu uit noodzaak angstig zijn, of dat zij de anderen uit slechtheid vrezen, deze goden
zijn allen eeuwige lafaards, niet in staat om de dood te ontlopen (…)
Dat is waarom de wijze zich niet op de goden verlaat’.
[Mahayana boeddhisme, Extrait du Traitée de la Sagesse Suprême]
Nu vondsten van reuzenbotten meer en meer in het daglicht treden als uitermate konkreet en tastbaar gegeven, gevoegd aan talloze wereldwijde mythen over goden en reuzen, dient zich de vraag aan welke plaats deze nu eigenlijk in het geheel innemen. Reuzenbotten, reuzenskeletten, langwerpige schedels. De hele stoffige archeologische berg bewijslast, waarvan nog maar mondjesmaat iets openlijk bekend is*8 – zoals bijvoorbeeld kiezen ter grootte van een kleine vuist – laat zich gemakkelijk koppelen aan vragen over tal van megalithische bouwwerken, vrijwel unaniem geordend volgens een geomantisch nauwgezet patroon, dwars door talloze cultuurperiodes heen. Vooral de constatering van nogal wat bouwkundigen en ingenieurs dat vele van deze bouwwerken onmogelijk met de huidige stand van techniek gerealiseerd zouden kunnen worden, geeft te denken. Als beeldend kunstenaar heb ik wel enige ervaring opgedaan met steen, beitel en slijptol. Daardoor was ik van meet af aan vol ‘ongeloof’ en verbijstering bij het zien van compleet in de rotsen ‘uitgehouwen’ tempelcomplexen of bij het aanschouwen van de Egyptische piramides.
Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat aan de ‘goden’ nog regelmatig een hoge positie wordt toegekend. Geboren uit de eerste UFO-beweging, zoeken sommigen uit diep verlangen om van deze slavenplantage bevrijd te worden, hun heil bij buitenaardsen. Ondanks mijn diepe overtuiging dat de kosmos op enkele uitzonderingen na, bezaaid is met tal van lieve broertjes en zusjes van velerlei maaksel en komaf, is bevrijding iets heel anders dan willen ontsnappen uit het aardse bestaan. Bevrijding is geen negatieve daad, maar een ‘uitwaaien’ aan alles. Ons heil zoeken bij een galactische federatie lijkt dan ook meer op de ene kooi voor de andere willen verruilen. Allemaal geheel legitiem en begrijpelijk. Liever een rozentuin dan een slavenplantage, maar met werkelijke bevrijding heeft dit hoegenaamd niets te maken. Spirituele bevrijding betekent volledig tot ontwaken komen aan wie en wat je altijd al was, niet met het betrekken van een grotere of comfortabeler woning.
Het risico is bovendien dat men zich teveel op bestaansvormen (buitenaardsen) verlaat waar we hoegenaamd weinig mee vertrouwd zijn, en die nieuwe vormen van misleiding door ‘verlossende goden’ of hun self-appointed afgevaardigden met zich mee kunnen brengen.
Een toneel van drijfzand waaraan alleen hij zich overgeeft die niet diep bij zichzelf te rade gaat. Menszijn is verbonden met een diep gevoel van heimwee. Menigeen doet er alles aan om aan dit gevoel te ontsnappen. Weinigen zijn in staat om het pad alleen te gaan – wat toch de aanbeveling is van alle bonafide meesters die ons voorgingen – en leveren zich onbewust uit aan invloeden waar zij zelf geen helder zicht op kunnen hebben. Laat ons niet vergeten dat de slavenplantages enkel doorheen de geschiedenis hebben kunnen bestaan dankzij een gebrek aan wakkere slaven en dankzij een ‘voorliefde’ om zich onderhorig te willen maken aan wat voor vorm van hierarchie dan ook. Met andere woorden: door telkens afstand te doen van eigen verantwoordelijkheid. Bekend is dat van de Boeddha gezegd wordt dat hij eveneens de goden onderrichtte, daarmee aangevend dat deze net zo min als wij bevrijd zijn.
Een geheel ander, al in de inleiding gesignaleerd probleem dat zich aan kan dienen bij het onder de loep nemen van de ‘goden’, is dat we hun bestaan op geen enkele wijze serieus willen nemen. De moderne verlichte mens met zijn gezond verstand en een universitaire graad op zak, loopt meestal keurig in het gelid van een Darwinistische indoctrinatie, en laat zich niet zo gauw iets wijs maken door teksten die teveel op folklore en sprookjes lijken om serieus genomen te kunnen worden. We dienen echter ons best te doen om mythologische beeldspraak te ontcijferen naar hun ware intenties en betekenis, met inleving in cultuurkaders van duizenden jaren her. Doen we dit wel, dan ontdekken we al gauw dat in veel gevallen de begrippen ‘goden’ en ‘archontische krachten’ rustig vertaald mogen worden als ‘buitenaardsen’. Zij komen onder talloze verschillende namen over heel de wereld voor. Slangengoden (Verre Oosten, Centraal Amerika, Afrika); Chitauri (Zoeloe); Annunaki (Soemerië); Slangenbroeders (Hopi); Demonen (Christenen); Archonten (Gnostiek); Jinn (Islam); predators (Carlos Castaneda). Andere namen zijn Wachters, Shining Ones, Gevallen Engelen, Dingir, etc.
PERCEPTUELE INKAPSELING
Scheppingsmythen tonen ons eigenlijk vooral hoe een veranderde perceptie, een andere (ervarings) werkelijkheid schept.
Wie zijn ogen niet in z’n zak heeft zal toegeven dat wat wij werkelijkheid noemen, in feite een illusie is. “In de welput van de wereld bevinden zich optische illusies, waarvan de minste is dat stenen op goud lijken”, zoals de mystieke dichter Rumi het verwoordde. “Ons lichaam is onze sluier in de wereld – wij zijn als een zee die schuilgaat achter een strohalm.”*9 Een versluierd bestaan klinkt toch net even anders dan leven onder een kwade schepping of in een kopie van de werkelijkheid. Hoewel het verschil vooral een kwestie van taal is, kan alleen al de wijze van formuleren zeëen van verschil doen uitmaken voor onze beleving. Sluiers kunnen worden doorbroken. Achter sluiers heeft men nog altijd weet van de directe aanwezigheid van het licht, en niet enkel als een heel klein vonkje in eigen hart, waarvan de meesten geen enkele ervaring hebben, zelfs het vermoeden ervan niet koesteren. Ook op een ‘sombere’ dag, temeer daar die somberheid dan toch enkel in ons zelf huist.
De Bulgaarse pedagoog en mysticus Omraam Mikhaël Aïvanhov legt er grote nadruk op om ons dagelijks met de helende uitstraling van de zon te verbinden. De spirituele uitwaseming van de zon, die heel wat dieper reikt dan zich koesteren aan haar warmte, kan ons rechtstreeks in verbinding stellen met zeer hoge frequenties*10. Hoewel de moderne elektronica en computertechnologie evenzeer gebaseerd zijn op de werking van licht, is de voorgespiegelde, gekopieerde ‘werkelijkheid’, die steeds moeilijker te onderscheiden valt van de ‘normale’ dagelijkse illusoire werkelijkheid (men denke o.a. aan zeer geavanceerde holografische technieken), niet alleen een verdubbeling van de illusie maar vernauwt haar bovendien stapsgewijs tot de zeer enge frequentiebanden via 3G,4G,5G en 6G, welke steeds meer komen samen te vallen met de frequenties van ons eigen lichaamsweefsel. Een groot deel van de mensheid is ten prooi aan het digitale spiegelpaleis, nu nog vooral via smartphone waarbij echt of onecht nauwelijks nog een rol lijkt te spelen. Gaandeweg, via geleidelijke doch razendsnelle stappen zal het onderscheid niet meer gemaakt kunnen worden, aangezien het lichaam zelf de technologie zal zijn. De sluier wordt dan zo dicht geweven in ons, dat zij niet meer kan worden afgeworpen. Het biologisch lichaam en natuurlijke frequenties zullen verdrongen zijn door een hoogtechnologisch lichaam en artificiële frequenties van het ‘zuiverste’ gehalte. Wie nu innerlijk de verbinding met de epinoia, het Licht van de schepping en onze scheppende wil, dat overal en in iedereen, en niet enkel in het topje van de rechterhartkamer, aanwezig is, verliest, verliest zichzelf ‘definitief’ in zelfgeschapen illusies*11. Te beginnen met die van de materie, dat niets dan een bewustzijnssluier is.*12 Want wie dit concept niet met de geest doorklieft, begrijpt niets van de werkelijkheid, en bevindt zich welgepland, aan het begin van de conceptuele transportband die leidt richting de transhumanoïde robot.
‘Vrees niet hen die het lichaam kunnen doden, maar niet de ziel. Vrees eerder hen die zowel ziel als lichaam in het verderf kunnen storten.’
[Mattheüs]
De eerste mens uit de mythen is tevens de enige Mens. Velen zijn nog slechts een schaduw van zichzelf, of staan op het punt van wording. Het ‘onwankelbare geslacht’*13 draagt echter niet voor niets die naam. De mens is onvernietigbaar, en een vervolg op het Geheime Boek van Johannes laat dan ook niet lang meer op zich wachten, wanneer de Ene wederom een stokje zal steken voor de destructieve raderen der transhumane ontaarding.
We zijn enkel vergeten wie we zijn, hebben ons eindeloos doelloos laten manipuleren, koeieneren en genetisch modificeren door een ontaarde scheppingskracht die onontkoombaar op moest treden binnen een oneindig universum van vrije keuze. Een jaloerse, agressieve en dominerende geest, zowel kwa intelligentie als spirituele uitstraling inferieur aan de mens, maar die zichzelf uit compensatie voor een nauwelijks verholen minderwaardigheidsgevoel graag presenteert als “God temidden van de raad der goden” [psalm 82]. Hoogmoed, onwetendheid en arrogantie stralen ervan af. In die zin laat het Geheime Boek van Johannes er geen gras over groeien. Maar wij hoeven deze Jaldabaoth, deze misgeboorte van Sophia, en alle daaruit voortvloeiende consorten, allerminst boven ons te denken, enkel omdat de goden grotere krachten bezitten en een lang leven beschoren zijn. Zij zouden dat maar al te graag willen. Als geduchte vijand van de mens (wij zijn nl. hún prooi en object van jaloezie) zijn zij in het voordeel van een ruimere perceptuele dimensie, en konden goeddeels op deze manier ‘hun slag slaan’, tot op de dag van vandaag. Op het moment van de perceptuele ontwaking van de Mens (o.a. pijnappelklier activatie en verhoogde lichtfrequenties op aarde) is het echter voorgoed gedaan met verstoppertje spelen. Tot nu toe was het kinderspel om zich via shapeshifting*14 achter het goedmoedige gelaat (nou ja, goedmoedig?) van een ontaarde politicus, dictator of lid van een of ander koningshuis te verbergen, om zo je reptiliaanse agenda uit te kunnen rollen en de mensheid veel bloed af te tappen.
DECONSTRUCTIE VAN DE MENTALE MATRIX
De academische filosofie heeft van meet af aan geworsteld met het lichaam-geest of geest-materie probleem, zonder op brede schaal te willen inzien dat dit schisma enkel huist in eigen denken. In de eigen perceptie of ‘perceptuele programmering’. Grosso modo heeft de filosofie onvoldoende de fundamenten van de natuurwetenschappen bevraagd. Alle wetenschap berust op een bepaalde zienswijze, een bepaalde filosofie. Dankzij haar indrukwekkende resultaten heeft een zekere hoogmoed binnen de wetenschappen ons veelal doen vergeten dat God (lees: oneindigheid) niet valt te ont-leden.
‘Al zou de zee tot inkt worden, Gods woord [d.w.z. de schepping] kan niet worden uitgeschreven.
Niemand kan het begin of einde van de Oneindige aantonen.’
[Rumi, Masnavi II: 3543-44]
Het is vanaf de dagen van Democritus – de ‘vader’ van het atoom – een naïve veronderstelling geweest dat men op een dag de ‘levende substantie’, het leven zelf, het ‘godsdeeltje’ of het ‘intelligente gen’ – wat allemaal op hetzelfde neerkomt – aan de materie zou kunnen onttrekken. Periodiek duikt deze hoogmoed op (vanwaar, zo kunnen wij ons nu, met enige voorkennis afvragen?). Zo ook in het voorbeeld van Watson & Crick, de ontdekkers van de dubbele helix van het DNA. En wederom bij de grote ‘koplopers’ van het transhumanisme, gesteund door hun benepen microversum van nano-, neuro- en chip-technologie en aangelijnd door financiële bonzen en het militaristische DARPA.
Zelfs Albert Einstein meende dat “het mysterie van het geheel reeds in de onderste trap besloten ligt.” Waarom niet eens voor de verandering onze blik richten op de ‘bovenste trap’? Rupert Sheldrake toonde in zijn boek The Science Delusion op onnavolgbare wijze aan dat iedere reductionist zichzelf gewoon voor de gek houdt. En filosoof Karl Jaspers stelde al veel langer geleden dat “het leven oneindig morphologisch gestructureerd is, en geen chemische machine die, hoe gecompliceerd ook, altijd eindig zou moeten zijn om haar te fabriceren”*15. Kijk, hier blijkt weer eens het nut van helder filosofisch denken. Leven kán niet uit iets anders zijn ontstaan. Leven IS. Oneindigheid kan niet ontstaan, oneindigheid kan niet causaal voortkomen uit iets anders, ook niet uit de mechanistische aftrap van een ‘1e Beginsel’*16. Leven is de stralende emanatie vanuit het Ene zelf; onkenbaar, onmeetbaar, onuitsprekelijk; dit alles verre overstijgend. “Onderzoekers zullen onvermoede biologische structuren ontdekken, maar zij zullen nooit het leven zelf tevoorschijn kunnen roepen.” (Jaspers) Nogmaals, het is belangrijk om dit in het achterhoofd te houden als wij de protagonisten van het transhumanisme aanhoren, die per slot enkel steeds meer weten van opsplitsing en afsplitsing, maar die vergeten zijn dat het leven één geheel is. Daar kun je geen brokje van nemen, en evenmin zul je haar ooit bereiken, hoeveel ‘(nano)brokjes’, en in welke volgorde dan ook, je ook aan elkaar knutselt.
‘Tegen de tijd van de Singulariteit zal er geen onderscheid meer zijn tussen mensen en technologie. Dit is niet omdat mensen zullen zijn geworden wat we nu als machines beschouwen, maar eerder omdat machines zich zullen hebben ontwikkeld tot mensen en verder.’
[Ray Kurzweil]
Wanneer hoogleraar fysica Micha Kaku ons laat weten dat “het menselijk brein uit 100 miljard neuronen bestaat, elk neuron verbonden met tienduizend andere neuronen, en dat gezeten op onze eigen schouders het meest complexe object uit het gans bekende universum rust”, dan mogen we niet vergeten dat degene, of datgene, wat dit ‘meest gecompliceerde van alle objecten’ aanstuurt, nog altijd de Een-voud zelve is.
Waarom God ver weg denken en voelen, zoals de kerken ons eeuwenlang geleerd hebben? Besef waar je dan eigenlijk staat, naar welke periferie je jezelf verbant. Waarom jezelf in die ‘uiterste duisternis’ werpen als daar in ’t geheel de logica toe ontbreekt? God is tenslotte “nader dan mijn halsslagader”*17, en wie God verliest, verliest alles. Maar wie de Geliefde, zoals de soefi spreekt, waarlijk liefheeft, hij bezit reeds het Koninkrijk.
PERCEPTUELE ILLUSIE
Dat de waar-neem-bare werkelijkheid als een film is was de wijze mens altijd al bekend. Ik zoom hier even in op het begrip waarneembaar omdat voor waar (aan) nemen in ’t geheel niet samenvalt met waarheid. ‘Zien is altijd vanuit bewustzijn’, zei de kunstenaar J.C.J. Van der Heijden. Waarnemen is zoals het woord eigenlijk al aangeeft een actief scheppende daad. De aldus overeenkomstige waarheid dat wij in een perceptuele matrix leven wordt door een aantal huidige onderzoekers ook wel aangeduidt met het woord simulatie (nabootsing). Dit heeft evenwel in sommige gevallen tot de misvatting geleid dat wat wij als de fenomenale wereld ervaren in werkelijkheid een uit nullen en enen bestaand computerprogramma zou zijn. Terecht roept de fim de Matrix de vraag op in hoeverre wij niet in een matrix leven, en het ligt voor de hand om in het digitale tijdperk van supertechnologie de analogie te maken met een computer (aangestuurde) werkelijkheid. Als analogie volkomen gerechtvaardigd en zeer verhelderend. Maar het gaat mij een stap te ver om te veronderstellen dat wij in een soort super geavanceerd computerspelletje rondlopen. Ik meen dat dit veel te veel eer is aan het fenomeen computer. Het akasha, het (kwantum) Veld, en het collectieve onbewuste komen in hoge mate met elkaar overeen, maar laten The Internet of Beings ver achter zich. Hoewel Silicon Valley bepaald niet heeft stilgezeten en gevoed wordt met zeer geavanceerde buitenaardse technologiën, ben ik nog altijd van mening dat het allemaal kinderspeelgoed is in vergeleken met de Super-Intelligentie van de Ene, die dit ganse heelal tot in het allerkleinste hoekjes (‘deeltjes’) volledig doordringt.
De fenomenale werkelijkheid zoals wij die ervaren bestaat a.h.w. uit verschillende ‘componenten’. Allereerst dienen we te beseffen dat materie niet solide is, maar enkel solide lijkt. Alles – ons lichaam, planeten, moleculen – bestaat uit trilling. Daarnaast kennen we het fenomeen van golven, zoals bijvoorbeeld lichtstralen. Velden zijn weer een andere laag, zoals bijvoorbeeld magneet en zwaartekrachtvelden. Over materie weten we inmiddels wel het één en ander. Over golven weten we een beetje, maar over velden weten we nagenoeg niets. Deze drie bestaan uiteraard niet los van elkaar, maar vormen één ondeelbare werkelijkheid. Zolang we echter alles bekijken met de materie-bril dan zien we alles als materie, en lijken golven zich te gedragen als deeltjes. En omgekeerd, als we de zaak bekijken door de golven-bril, dan ziet materie er ineens uit als energie en lijken velden op golfverschijnselen. De uitdaging die voor ons ligt is de werkelijkheid te gaan zien door de velden-bril, of misschien nog beter, helemaal zonder bril.
Waar zit ‘m nu de verwarring? Computer technologie is een zeer adekwate metafoor om het illusoire karakter van waarneming te verduidelijken. Denk maar hoe iemand met een google-bril op zich compleet kan verliezen in zijn virtuele voorgespiegelde ‘werkelijkheid’, waarbij voor de zintuigen het onderscheid niet of nauwelijks meer gemaakt kan worden. Maar we moeten ervoor waken om metafoor en realiteit niet met elkaar te vermengen. Computertechnologie en elektronica zijn gebaseerd op de replicatie van de fenomenale werkelijkheid die, aangezien zij zuiver kunstmatig is, daardoor ook oneindig manipuleerbaar is. Alles kan in het computerprogramma worden in gevoerd, aangezien alles daarbinnen enkel een kwestie van nullen en enen is, en niets met het werkelijke Licht buiten het computerprogramma om te maken heeft. Artificiële intelligentie is eigenlijk een misleidende term. Het is eerder onze domheid om hier intelligentie te veronderstellen waar in werkelijkheid enkel sprake is van super geavanceerde mogelijkheden van perceptuele manipulatie en perceptuele inperking. Computers zouden naar waarheid eerder ‘dom’ genoemd moeten worden, hoewel uiterst ‘gevaarlijk’ in de handen van manipulators! De eenmaal ‘getranshumaniseerde’ mens zal volledig geblokkeerd zijn van iedere spirituele doorwerking vanuit het echte licht. Op dat moment gaat de mens op in de Simulatie*18 en is hij enkel nog nabootsing en een vage schim van zichzelf.
‘For me, the computer means to trigger a process in an unresponsable way’
[Luciano Fabro, 1988, één van de belangrijkste beeldhouwers van de 20e eeuw]
PARASITAIRE BEHEERSING VERSUS VRIJHEID
‘Vanuit gnostisch perspectief zijn de archonten niet alleen geestparasieten – misleidende knooppunten in de Menselijke geest, beschouwt als quasi-autonome psychische entiteiten, zo u wilt – het zijn kosmische bedriegers, parasieten die zich voordoen als goden, Maar zij missen de primaire goddelijke factor van epinoia, ‘intentionaliteit’, ‘scheppende wil’. Zij kunnen niets scheppen, zij kunnen alleen imiteren, en zij moeten hun imitatie-activiteiten met list en bedrog uitvoeren, opdat hun ware aard niet ontdekt wordt.’
[John Lamb Lash, Not In His Image]
Laten we ons aansturen door een microscopische vernauwde computer-simulatie met het bewustzijn van minder dan een speldeknop, of eisen wij ons rechtmatig kindsdeel op bij de Vader van het Al, als filius macrocosmi, d.w.z. als ware kinderen van God? De mens is ooit een compleet wezen geweest, met verbijsterende inzichten en mogelijkheden, iets wat na de ‘zondeval’ tot het domein van mythologische legenden is gaan behoren.
Zullen wij op tijd begrijpen dat inzicht in onze ware aard en afkomst hetgeen is waar het op aankomt? Dat in het voetspoor treden van de ‘goden’ door net als hen onze omgeving en het leven te willen manipuleren nooit de gewenste oplossingen zal bieden? Wie met een open oog naar de uiteindelijke uitkomst van een eeuwenlang door techniek gedomineerde samenleving kijkt, kan vaststellen dat geen van haar toepassingen afgewend kon worden. En dat haar toepassingen steevast een toenemende vervorming en vooral misvorming betekenen. De intrinsieke volmaakte orde van de schepping wordt, geheel naar het voorbeeld van de ‘goden’, door de technische mens genegeerd, gekraakt en uiteindelijk in een vals jasje gegoten.
Christian Morgenstern (Duits dichter en alchemist, 1871-1914) sprak van de ‘harmonie der sferen’ en vergeleek het universum met één geweldige symphonie. “Sterren zijn louter hele noten, de hemel is de partituur, de mens het instrument.” Techniek is uitgemond in de zoveelste inversie van de werkelijkheid. Met super-colliders bespelen wij het universum alsof het een goedkoop stuk speelgoed is. De enige echte Great Reset kan dan ook alleen maar vanuit het hart van de kosmos zelf komen.
De soefi-mysticus Inayat Khan vond in muziek de allerhoogste eenwording, binnen een traditie waarin muziek altijd nauw verweven is geweest met mystiek. Niet voor niets richtte de Islamitische kunst zich op (heilige) geometrie als stollingsbeeld van de trillingen van het universum. Zij zag in wezen terecht in alle afbeelding een vorm van ‘afgoderij’. Muziek beeldt nooit af, omdat zij, net als het universum zelf, uit pure trilling bestaat. Geheel in navolging van Plotinos spreekt de sufi van het niet-bestaan (la-makān). Derwisj en Fakir betekent eigenlijk ‘niet-bestaand’, aangezien de ingewijde inziet dat het werkelijke bestaan niet de wereld van de materie is.
‘Je hebt het stof – de vorm – wél gezien, zie nu ook de wind die het in beweging zet;
je hebt het schuim wél gezien, zie nu ook de oceaan van de scheppende kracht.
Kom zie het, want inzicht is het enige dat telt.’
[Rumi, Masnavi VI: 1460]
WIJ ZIJN ZELF DE VERBINDENDE SCHAKEL
Geheel in navolging van Pythagoras, Plato en Plotinos zag renaissancist en neoplatonist Ficino de (goddelijke) Liefde als een tot zichzelf weerkerende stroom (circuitus spiritualis) van God (het Ene, nous) naar de wereld en van de wereld naar God, die gans het zichtbare en gemanifesteerde universum ‘doet draaien’. Ficino stelt dat “de mens een met rede begaafde ziel is die deel heeft in de goddelijke geest en zich bedient van een lichaam.” Het lichaam is hiermee zowel een stoffelijke ‘gevangenis’ gelijk de visie van mystici als ook voertuig van bewustzijn voor ervaring. De mens is hiermee “de verbindende schakel tussen God en wereld. De mens verheft zich tot de hogere regionen zonder de lagere in de steek te laten, en kan tot de lagere wereld afdalen zonder de hogere te verzaken.” We denken even terug aan Plotinos: “Zoals de stralenkrans van de zon er als het ware omheen wentelt en steeds opnieuw tot bestaan gebracht wordt, terwijl de zon zelf onveranderlijk blijft”, net zo ontstaat het vele uit het onveranderlijke Ene. Het mooie van de latere neoplatonici is, dat zij het geheel der wereld behouden hebben in hun zienswijze, en de dingen niet onnodig opsplitsen daar waar in werkelijkheid alles in alles doorloopt, zoals water en pigment in een aquarel schildering.
Energie betekent werkzaamheid: de werkzaamheid van iets ín-iets. Een door-vloeien. Hierbij komt de wetenschap aan de rand van het (on)tastbare per definitie met lege handen te staan. Hier opent zich wederom het grenzeloze wonder van al-wat-is. In ons eigen geval, het menselijke bestaan, zo leert althans de esoterie, ligt het ‘contactpuntje’ van goddelijke werkzaamheid in de mens letterlijk in de top van de rechterhartkamer: onvernietigbare ‘godsvonk’ (Seelenfünklein) van ons wezen. “Geen vuur kan het verbranden, water kan het niet nat maken, lucht kan het niet drogen. Geen pijl kan het raken en geen zwaard kan het doorklieven”, aldus de Bhagavad Gita. Tat tvam asi; Dát zijt ge: onvernietigbare lichtkiem en dimensieloos Bewustzijn.”
‘There is no matter as such – mind is the matrix of all matter.’
‘All matter originates and exists only by virtue of a force which brings the particle of an atom to vibration and holds this most minute solar system of the atom together. We must assume behind this force the existence of a conscious and intelligent mind. This mind is the matrix of all matter.’
[Max Planck]
CONCLUSIE
Geenszins is het laatste woord gesproken ten aanzien van de goden, en de sociale, historische en wetenschappelijke implicaties hiervan. Integendeel, we hebben slechts een eerste aanzet gegeven om terug te durven kijken in wat nog altijd als een intellectuele duisternis en afgrond van vóór de tijd van de Verlichting geldt. Verward geraakt met haar toepassingen (‘indrukwekkende’ technologie), heeft een materialistische wetenschap ons vastgepind in een wereld waar voor goden eenvoudig geen plaats is, zonder overigens zelf in ’t minst de diepere aard der dingen te kunnen verklaren (scientisme). En dat ondanks een aanzienlijke bewijslast en ervaringsfeiten, welke in dit artikel slechts aangestipt konden worden. Bijna was de filosofie en ieder helder, open schouwen door haar voorgoed buiten spel gezet…
Wido Blokland, dec. 2023.
Noten:
*1) Onder meer door Heidegger gehanteerde term voor de gebrekkige natuurlijke staat van de mens, die alleen kan bestaan “door zichzelf te maken”, aldus filosoof Jos de Mul (Kunstmatig van natuur – onderweg naar de Homo sapiens 3.0’, 2014) Deze ogenschijnlijke waarheid als conditio humaine verhult echter dat de mens zichzelf niet geschapen heeft. Dat “de mens fundamenteel onaf” zou zijn berust m.i. op een historische misvatting. Zie mijn artikel: De Plek van de Mens in het heel-Al, 2023.
*2) The Book of Enoch, vert. Richard Laurence, 1883. Zie ook: Manifest, Code Rood, Marcel Messing. www.marcelmessing.nl
*3) Plotinos, Enneade II, 9 (Tegen de Gnostici). De titel is afkomstig van zijn leerling Porphyrius en richt zich met name tegen een aantal gnostische sektariërs: degenen die kwade bedoelingen toeschrijven aan de maker (demiurg) van deze wereld. Zie: Plotinos, Over Schouwing & Tegen de Gnostici, vert. Th.G.Sinnige,1981.
*4) In de visie van Plotinos is het een aan arrogantie grenzende vergissing van de gnostici om de onbeschrijfelijke Wijsheid (Sophia) die zich in het leven manifesteert, een dergelijke plaats toe te dichten als in de mythe uit het Geheime Boek van Johannes. Sophia, laatste in de rang der eeuwige Aeonen, bevindt zich aldaar op de grens waar het scheppingsdrama zich ontvouwt, “omdat Sophia iets uit haarzelf wilde voortbrengen”. Sophia staat dus voor het eerste verlangen om uit zichzelf te willen scheppen, los van (instemming vanuit) het Ene. Hieruit komt de Demiurg voort (Jaldabaoth), de manipulatieve god van een lagere schepping.
*5) Term afkomstig van inheemse Noord-Amerikaanse indianen, waarmee een parasitaire energie en geestelijk virus wordt bedoeld, en dat via de onbewuste blinde plekken in de menselijke geest henzelf blind maakt voor eigen waanzin en psychopatisch gedrag “Holografisch afgedwongen in de psyche van ieder mens doordringt het Wetiko-virus het hele veld van bewustzijn en ligt eraan ten grondslag. Het kan zich daarom potentieel via ieder van ons op ieder moment manifesteren als we niet opletten.”; Paul Levy, ‘Dispelling Wetiko, Breaking The Spell of Evil’, 2013.
*6) In de boeken van Carlos Castaneda wordt een sjamaan aangehaald die stelt dat een ‘roofdier’ (predator), afkomstig uit de kosmos, geestelijk bezit heeft genomen van de mens. “Ze hebben ons overgenomen omdat we voedsel voor hen zijn, en ze knijpen ons genadeloos uit. (…) Ze gaven ons hún geest”.
*7) Als gevolg van ruim 4 jaar durende internering in twee Japanse concentratiekampen op Java, waar mijn vader op 2-jarige leeftijd werd ingelijfd en op 6-jarige leeftijd uit werd ‘bevrijd’. Do I need to say more?
*8) Aangezien wél bekend is dat heel veel ‘materiaal’ na opgraving vrijwel onmiddellijk richting het Smithsonian Institute of Archeology verdween, om vervolgens voor ‘eeuwig’te verdwijnen. Zie ook de documentaire van Marijn Poels ‘The Primordial Code – Gingen Intelligentere Beschavingen Ons Voor’- 2023.
*9) Rumi, Masnavi IV: 823
*10) Echnaton was de eerste grote wegbereider die ons wees op onze intieme verbinding met de zon, centrum van het zonnestelsel waar wij ons evolutionair kunnen ‘uitvouwen’ en involutionair kunnen terugkeren via deze bron. In de Upanishads kunnen we eveneens lezen hoe de zon letterlijk een poort vormt naar bevrijdt Bewustzijn. Zie ook mijn artikel ‘De zon in een ander daglicht’, https://widoblokland.com/artikelen/
*11)‘Definitief’ wil hier zeggen: binnen deze eon (tijsronde, tevens paradigma-structuur) is dan ‘vrijwillig’ iedere mogelijkheid op persoonlijke evolutie onherstelbaar geblokkeerd. Pas in een volgende tijdsronde volgen vanzelfsprekend nieuwe kansen.
*12) Bernardo Kastrup, Waarom materialisme totale onzin is, 2023.
*13) Het Geheime Boek van Johannes.
*14) “Mensen denken dat we in een materiële wereld leven en dat je niet van het ene type solide lichaam in het andere kunt veranderen. Nee, dat kan je niet nee; maar de wereld is niet solide. Het lichaam is een hologram dat door de geest wordt gedecodeerd uit informatie die in een golfvormveld is gecodeerd, op dezelfde manier waarop een computer informatie uit het Wi-Fi stralingsveld decodeert tot wat we op het scherm zien”; David Icke, De Val, 2022, p. 250. Denk ook aan fenomenen als bilocatie en ‘dematerialisatie’ door sommige Indiase yogi’s en Tibetaanse lama’s, zie: Paramahansa Yogananda, Autobiografie van een Yogi.
*15) Karl Jaspers, Kleine leerschool van het filosofisch denken, 1965.
*16) Vgl. Plotinus, Enneaden V.1,6: “[We moeten dus zeggen] dat wat uit het Ene ontstaat, ontstaat zonder dat het Ene beweegt. Want als iets zou ontstaan door een beweging van het Ene, dan zou dat wat daaruit ontstaat allicht als derde ontstaan na de beweging en niet als tweede. (…) Hoe dan? [ontstaat iets uit het Ene] En wat moeten we ons voorstellen dat er ontstond rond dat ene dat onveranderlijk blijft? Men kan zich voorstellen een stralenkrans die daaruit voortkomt, hoewel het zelf onveranderlijk blijft, zoals de stralenkrans van de zon er als het ware omheen wentelt en steeds opnieuw tot bestaan gebracht wordt, terwijl de zon zelf onveranderlijk blijft.” Plotinos wortelt in het veel oudere Oosterse denken. Niet enkel materie is totale onzin, ieder dualisme is dat evenzeer; vandaar de Indische Advaita-vedanta filosofie. A-dvaita = niet-twee.
*17) Vgl. Koran, Soera Qâf, 50:16: ‘Wij zijn hem nader dan zijn halsslagader’.
*18) Het Sentient World Simulation (SWS) van DARPA verzamelt en verwerkt iedere seconde massaal gegevens (o.m. via google) om gedrag te voorspellen en ‘produceert zo een continu lopend, voortdurend bijgewerkt digitaal spiegelmodel van de echte wereld dat kan worden gebruikt om toekomstig gedrag te voorspellen’. Met andere woorden de perfecte tool (sentient = geavanceerde AI) om alle menselijke gedraging volledig onder controle te brengen.
© Wido Blokland 2023. www.widoblokland.com
Zie ook zijn gesprek met Marcel Messing in de video getiteld ‘Het Witte Gat’