‘Voorbij iedere godsdienst begint religie. Godsdienst is geloof. Religie is verdrinken in het Zijn. Godsdienst schept beelden en vormen. Religie is ontdaan van ieder beeld en iedere vorm. Godsdienst tracht het heilige, de waarheid, het leven zelf te verklaren, te vormen, te regelen. Religie ís waarheid, ís leven.
Zonder verklaring, vormloos en volstrekt onregelbaar. Religie is het avontuur dat leven heet. Het is de dans van het leven zelf, zonder danser. Het is de beweging van het leven zelf, zonder iemand die beweegt. Het is de adem van het leven, zonder dat iemand ademhaalt.
Godsdienst verwijst naar het grenzeloze door grenzen. Religie ís het grenzeloze. Godsdienst verwijst naar stilte door alleen maar woorden. Religie ís stilte, die zingt in ieder woord, in heel het leven. Godsdienst schept heilige plaatsen en tempels. Religie ís de heiligheid van heel het leven, ís de tempel die leven heet.
Haar dak is de onmetelijkheid der hemelen waarin sterrenluchters schitteren. Haar pilaren worden gevormd door de ontelbare werelden. Haar fundament is het bodemloze Zijn dat zichzelf in het Niets verliest.
In deze tempel viert het leven zijn bestaan. Ieder moment. Hier nu. Hoor het onophoudelijke gezang. Zie de niet te stuiten dans. Voel de tinteling van leven. Ruik de geur van al wat is. Proef het geheim zonder lippen van verlangen. Religie is het geheim dat leven heet. Je moet het leven. Je moet het zijn. Dan pas klopt religie door je aderen. Dan pas kijkt religie door je ogen. Dan pas spreekt religie door je mond. Dan pas voelt religie door je vingers. Dan pas proeft religie door heel je lichaam.
Godsdienst schept problemen. Religie is het geheim dat je bent. Voor de religieuze mens is er geen godsdienst. Nergens kan hij wonen, nergens kan hij verblijven. In geen huis, geen tempel, op geen heilige plaats. De religieuze mens is een ontheemde omdat het Al hem overrompeld heeft. Hij woont overal en nergens. Hij drijft mee op de levensstroom. Hij golft in de oceaan. Hij beweegt in de wolken.
In de religieuze mens is God tot openbaring gekomen. Hijzelf is gestorven. God is in hem opgestaan. Heel zijn lichaam staat in vuur en vlam van God. Er valt niets meer te belijden, niets meer te bidden, niets meer te lezen in heilige geschriften. Waar God werkzaam is, brandend en lichtend door de wereld gaat, daar is religie, daar is het Zijn.’
© Marcel Messing
Uit: Het woud der inwijding, Altamira-Becht, Haarlem 20073, p. 67-68