Een metamorfose
Vol trots stond hij voor me. De lippen tot een glimlach opgetrokken, vragend om een bevestiging. Zijn Salvador Dali-snor had een complete metamorfose ondergaan. Ik vroeg hem plagend of hij misschien overgeschakeld was naar vegetarisch eten of dagelijks verse graankiemen at, zodat het proces van vergrijzing gestopt was en de zwarte haren van zijn jeugd op wonderbaarlijke wijze waren teruggekeerd. Maar niet alleen zijn snor had een metamorfose ondergaan, ook zijn hoofdhaar. Naar de rest van zijn lichaamsbeharing durfde ik niet te vragen… Het is omdat ik wist dat hij tegen de 65 liep. Als metselaar* had hij in de loop der jaren reeds verschillende klussen in ons huis in Zuid-Frankrijk opgeknapt en daardoor had ik kunnen volgen hoe zijn nog redelijk zwarte haren stapje voor stapje een peper- en zoutkleurtje kregen. Het uiteindelijke resultaat was een zilvergrijs bovenlaagje dat speciaal in het zuiderzonnetje mooi oplichtte, tot aan zijn slapen toe. Maar voor hem was het kennelijk een probleem. Ik had ook gezien dat hij erover tobde en regelmatig maakte hij een toespeling over de naderende ouderdom. ‘Olala, Mon dos!’, ‘Mijn rug!’, zo zuchtte hij dan. ‘Et les dames…’ ‘De vrouwen…’. Ze keken steeds minder naar hem… ‘Et mes doigts’. ‘En mijn vingers…’ Tja, zijn vingers begonnen een beetje krom te staan van al het zware werk van de afgelopen jaren, want hij was nog een ouderwetse metselaar die met zijn mensen meewerkte, zij het soms wat minder hard, want per slot van rekening was hij ‘le patron’ van een klein bedrijfje en had een grote cliëntèle. Maar nu straalde hij. Hij bewoog zich soepel. Zijn handen leken losser dan anders en zijn ogen glansden. ‘Je lijkt wel een kameleon!’, zei ik lachend. ‘Wat een verandering! Ik kende je bijna niet meer terug.’ Hij had bovendien een nieuw pak aan en vers krakende nieuwe leren schoenen sierden zijn voeten. Het was zijn vrije dag en hij kwam alleen maar even langs om enkele materialen door te nemen.
‘La jeunesse, c’est moi!’, ‘De jeugd, dat ben ik!’, zei hij opgetogen toen het werk gedaan was en schudde lichtjes met zijn schouders die wat macho-achtig door zijn nieuwe kleurige jasje staken. ‘Maar zo jong ben je toch ook niet meer’, zei ik plagend. ‘Maar nu voél ik me jong!’, zei hij en streek met zijn vingers met kortgeknipte nagels door zijn zwarte haren. ‘Mon pauvre Michel’, zei ik met een wat meewarige glimlach. ‘Waarom toch zo bang om ouder te worden?’ ‘Marcel, pas la philosophie maintenant!’ ‘Nu niet filosoferen Marcel!’
Ach, hij voelde zich gelukkig. Dus… We bespraken nog wat kleine dingen die geregeld moesten worden en na een kopje koffie voor hem gezet te hebben zwaaiden we hem uit.
Bang om ouder te worden
Michel was gewoon bang om ouder te worden. En natuurlijk wist hij dat. Evenals talloze andere mannen en vrouwen die hetgeen de natuur hen geleidelijk duidelijk maakt, trachten te verbergen achter een facelift, andere kleur haar, haarlak of brilcrème, nieuwe bril, ander gebit, schoonheidsbehandeling, tientallen soorten gezichtscrème, beetje plastische chirurgie om de te grote oren bij te stellen, de borsten op te tillen of de dijen beter te laten gedijen, de wangen op te rekken… Laatste mode, stiftje langs de lippen, een nieuw parfumpje, poeiertje, deodorantje. Weer een nieuw pakkie aan. Iedere dag een ander japonneke. Ander huis, nog een vakantie. Uitrusten bij de Egyptische piramide, een kiekje maken van de laatste aboriginals in Australië, even de reusachtige beelden aanraken op de Paaseilanden, tempels te Istanboel bezichtigen, prehistorische grotten te Dordogne bezoeken, de sporen van de Hopi-Indianen in Arizona volgen, de nieuwste korencirkels in Wales bekijken, of anders maar een gewone spirituele paardrijvakantie in de Pyreneeën. Voor sommigen gaat het om een forse midlifecrisis, voor anderen is het een profane worsteling met ouderwordende lichaamscellen, afnemende seks-appeal en een overslaand hart dat gelukkig door een ‘peace’-maker, een borrel, sigaar of sigaret wat bijgesteld kan worden. Tallozen zijn niet meer tevreden met hun gezicht, hun vel, hun maten, hun kleur haar, hun baan, hun man of vrouw, hun leven. De cosmetica-industrie speelt er handig op in en verdient er miljarden aan. ‘Make-up’ en ‘make-down’ volgen elkaar trendy op. En het toerisme tracht de groeiende verlangens van hen die op zoek zijn naar de bron van ‘eeuwige’ jeugd, te vervullen door een waaier van reizen aan te bieden, waarin zon, zee, zuiderstrand, avontuur, bruin worden, lekker luieren en lekker eten in ieder geval een grote rol spelen.
Jong en jeugdig
En ondertussen schreeuwt de reclame op de televisie dagelijks uit dat jong en jeugdig steeds weer opnieuw met elkaar jongleren. Een nieuwe auto ontleent zijn paardenkracht kennelijk aan een slanke dame die met bruine blote benen op de bumper zit, terwijl verborgen op de achterbank de financieringsbank haar nota met hoge rente heeft gedeponeerd. Zelfs oma die een ouderwetse koffiekan vasthoudt, heeft op de reclame een overdreven witte kleur haar en een goudomrand brilletje dat iets onechts aan haar ouderdom verleent.
De westerse maatschappij heeft een groot probleem met ouder worden. Haar bejaardencentra of rustoorden dragen namen uit een reeds naderende andere wereld. ‘Vredesoord’, ‘Avondrust’, ‘De rode Beuk’. Daar kan de ouderwordende mens veilig in worden opgeborgen. In een kamer, flat, appartement. Keurig in de maat en op maat. Voor vele ouderen een grote omschakeling, voor een aantal mogelijk een uitkomst, voor even zo velen de trieste weg naar eenzaamheid. En als er ziektes gaan komen is er tot slot het verpleegtehuis (met aangrenzend het mortuarium) en over een poosje wellicht de ‘doodspil’ die een einde kan maken aan een leven waarin men zich verveelt, eenzaam in voelt of gewoon de zin er niet meer van ziet. Leve het leven! Leve de dood! Wat zijn we toch vrij en blij! En ondertussen steigert een jongeman op zijn opgefokte motorfiets half de lucht in om vervolgens met een enorme vaart en knetterende en rokende knalpijp iedereen ervan te overtuigen dat híj in ieder geval nog jong is en lekker lééft.
De ondergang van de wijsheid?
‘Lang zal ie leven’, zingen familieleden, vrienden en kennissen als er weer een jaarring aan de levensboom geregen is. ‘He is a jolly good fellow! (bis, bis, bis). Hiep hiep hiep, hoera!’ Is iemand nog jong, dan wil hij graag wat ouder worden. Is hij wat ouder geworden, dan komt de leeftijd al wat minder gemakkelijk over de lippen. Terwijl menig Aboriginal in Australië, Pueblo-Indiaan in Mexico, of Hunza in het Himalaya-gebergte gewoon niet in zijn leeftijd geïnteresseerd is, zijn er in het westen steeds meer mannen en vooral vrouwen, die hun leeftijd niet meer wensen te noemen, onder het mom dat het van geen belang is of wat indiscreet is om ernaar te vragen. De feitelijke reden om hun leeftijd niet meer te noemen is niet een tijdelijke vergeetachtigheid, maar een hardnekkige angst voor de naderende ouderdom.
Onze cultuur adoreert het nieuwe, het jeugdige, de jonge mens en schroeft haar levenstempo vaak zo moorddadig op dat stress, burn-out, hyperventilatie, hartritmestoornissen, slapeloosheid en het slikken van miljoenen tranquillizers per dag tot de aanvaarde fenomenen van een dolgedraaide maatschappij horen. Haast is een vorm van geweld, van agressie, een verzet tegen het uitstel, het langzame, de reflectie, de bezinning. De geestelijke spanning en nood stijgt met het enorme werktempo en prestatieniveau. En hoe meer er over koopkracht wordt gesproken, hoe meer het tekort aan geestkracht ook toeneemt. Het Westen heeft door de automatische voordeur van haar welvaartssupermarkt een lichaamscultuur naar voren geschoven die steeds opnieuw het jeugdige benadrukt, terwijl door de achterdeur de wijsheid stilletjes is weggeslopen. ‘De ondergang van de wijsheid’ (1) waar de Franse filosoof Gabriël Marcel al tientallen jaren geleden over sprak lijkt steeds meer zijn voltooiing te bereiken in een oprukkende kennis over informatica en cybernetica. Een jeugdige generatie computerfreaks met uitmuntende kennis over elektronica manoeuvreert de impulsen van de linker hersenhelft via een ‘muis’ naar het screen en beschikt over talloze weetjes om de geest uren achter het scherm bezig te houden, variërend van internet, computerspelletjes, email, video… De linkerhersenhelft krijgt dagelijks zijn portie hapklare elektronische brokjes, terwijl de rechterhersenhelft, het intuïtieve, het creatieve steeds meer wegkwijnt of wordt zoet gehouden door een Disney-achtig landschap vol imitatieleven en onnozele spelletjes. Kennis vermenigvuldigt zich dagelijks, wijsheid wordt nauwelijks meer gedeeld. Technische wetenswaardigheden worden door talloze jonge mensen aan elkaar als in een kwis kwistig meegedeeld. Eventuele wijsheid van de ouder wordende mens wordt vaak weggezet bij de afdeling gerimpelde appelbollen voor het oudejaar. Een generatie schooljeugd met zware brillen voor computerschermen is de oogst van ons technische tijdperk waarin satellieten alles op aarde in de gaten houden, het klimaat controleren, alles in kaart brengen. Maar de mens zelf is zichzelf niet de baas en wordt voortgedreven door blijkbaar onbestuurbare verlangens en driften. Zippend, zappend en soapend wordt in scholen de kennis overgedragen en via multiple-choice-examens kan de geest nog een beetje gokken. Thuis wacht maar al te vaak hetzelfde programma van computer, video en televisie. Gelukkig is er nog de draadloze modern ogende telefoon, die als een soort weggezakt pistool in de broekhalster hangt of in een damestasje verborgen het vriendje aankondigt met een onrustzaaiende muziektoon, die op talloze andere plekken zijn concurrent heeft (op straat, in de bus, de trein, restaurant, terras, winkelcentrum…). De informatica mikt speciaal op de jeugd die straks alleen nog maar elektronisch ‘communiceert’. We hebben email, internet, fax, video, telefoon, communiceren per satelliet en beschikken over ver geëvolueerde apenstaartjes om elkanders apenstreken uit te wisselen, om elkaar snel te bereiken, om zonder ‘gezichtsverlies’ op afstand te ‘communiceren’ over de vaak meest onnozele dingen. Jaarlijks wordt er voor miljarden verkwist aan steeds dezelfde (on)zinnen, die zo prozaïsch zijn dat zelfs een amateur dichter er zich niet meer aan waagt. Voor deze miljarden zou een hoop armoede de wereld uit zijn! Talloze ouderen kunnen het technische tijdperk al lang niet meer volgen, worden duizelig bij het zien van tientallen knopjes en wachten stil en vaak wat eenzaam op hun bejaardenkamertje op een bezoekje of een telefoontje. De nieuwe tijd, ach ze is niet tegen te houden. En waarom ook? Alles heeft zijn voor en zijn na. De wip van tijd gaat heen en weer. Soms valt er iemand af of een heel volk. Bijna iedere vooruitgang wordt gekenmerkt door een achteruitgang op een ander gebied. De angst voor het ouder worden is niet op te lossen door microbiologen die in een verre toekomst een onsterfelijk leven beloven in een lichaam dat niet meer veroudert. De tientallen foefjes die bedacht worden om het uiterlijk er jonger te doen uitzien dan het in werkelijkheid is, benadrukken alleen maar de angst voor ouder worden. Een radicale omwenteling in de geest is nodig om een andere levenswijze te realiseren, op zoek naar de betekenis van het ouder worden, de zin van al wat is. Een innerlijke opstanding is iets geheel anders dan een uiterlijke transformatie. Voor veel jongeren lijken ouderen dom, niet meer bij de tijd. Ouder-dom? Of mogen jongeren van Big Brother geen wijsheid meer leren omdat ze uitsluitend met vergankelijke kennis moeten leren jong-leren?
Indien een mens niet in staat is iedere levensfase te waarderen en vooral de fase van de jeugd benadrukt, is hij in innerlijke disharmonie. Een jonge boom moet eerst tot bloei te komen voordat hij vrucht draagt. En als hij ouder wordt en geen vruchten meer geeft is het wijs om hem niet zomaar te kappen, maar te genieten van de schaduw van zijn lover in de zomer van het leven. Zo is het ook met ouder wordende mensen. Onze enerverende levensstijl, onvolwaardige voeding (hamburgercultuur) en verlies aan contact met de natuur, te weinig genegenheid en liefde schept tijdens het ouder worden allerlei beschavingsziektes als kanker, hartinfarcten, Alzheimer, suikerziektes, hyperventilatie, Parkinson, schimmels, anorexia en talloze andere ziektes. Bij talloze zogenaamde natuurvolkeren bestaan deze ziektes eenvoudig niet. De ‘ouden’ van de Aboriginals gaan als ze op hoge leeftijd voelen dat de dood nadert op de aarde zitten, halen enkele keren diep adem en vragen de Grote Geest om te mogen vertrekken. En binnen enkele minuten zijn ze ook vertrokken. In onze gecompliceerde overgeorganiseerde cultuur vol ziekenhuizen, apothekers en farmaceutische industrie is ouder worden en sterven echter een probleem geworden. Velen denken dat het niet anders kan dan zoals het nu gaat. Dat op zich is al een ziekelijk verschijnsel van een verziekte cultuur.
‘De mens die weinig leert, wordt zo oud als een os. Zijn spieren groeien, zijn wijsheid groeit niet’, (2) zei de Boeddha reeds, hoewel hij wat somber aankeek tegen het lichaam en de ouderdom. Maar we realiseren ons maar heel weinig hoeveel ouderdomsproblemen eerst in de geest ontstaan en daarna in ons lichaam en tot slot in het hele medische model en het maatschappelijk bestel gaan wortelen. We lijken het heel normaal te vinden dat ouderdom ziekte en lijden bij elkaar horen, verzekeren ons ertegen en betalen premie voor een keurige begrafenis of crematie. Diverse onderzoekingen in samenlevingen of gemeenschappen die een spirituele visie hebben, gezond eten, afzien van sterke drank, niet roken, nog in contact met de natuur staan en weinig stress vertonen, laten zien dat allerlei ziektes niet voorkomen. De farmacie en de medici publiceren daar in het algemeen geen boeken over.
Oidipous en de Sfinx
Oidipous, prototype van de mens die ‘kreupel’ door het leven gaat, stond voor het raadsel van de sfinx. Het woordje sfinx komt van het Egyptisch Shesep Ankh, dat levensbeeld betekent. Daarvan leidden de Grieken het woordje dphirx af, dat verwant is met dphirro, dat worgen betekent (vandaar de diverse fabels over de sfinx als een ‘worgdier’(3) Net als de Egyptische sfinx behoort de Griekse sfinx als dochter van de ‘onderaardse Echidna’ tot de onderwereld. Op vaastekeningen zit ze dikwijls als een kat op een graf. De sfinx bij de piramide van Gizeh nabij Caïro heette Harmachis-Chepra-Re-Tum heette. Hij symboliseert de zonnegod in zijn vier fasen: god van het dodenrijk, van de morgen, de dag en de avond, uitgebeeld als kind, volwassene en als grijsaard leunend op een staf. Men vergelijke Dionysos-Apollo die op de langste dag Komos, de harige werd genoemd; tot de winter Calvus ofwel kaalkop heette; in de zomer Apersikomos, de ongeschorene en in de winter Polios, de grijsaard werd genoemd. De ‘haren’ symboliseren hier de cyclus van het licht in de vier seizoenen. Wie het raadsel van de sfinx oplost, lost het raadsel omtrent de oorsprong en toekomst van de mens op. De mens als zoon van het Licht, die in zijn viervoudige persoonlijkheid zijn ‘maagdelijke ziel’ (de sfinx uitgebeeld als ‘maagd’) in verbinding dient te brengen met de Vader, Zeus, het licht.
“ ’s morgens gaat het op vier voeten, ’s middags op twee, ’s avonds op drie; maar juist wanneer het zich op de meeste voeten voortbeweegt, zijn zijn ledematen het meest krachtig en behendig’, zo luidde het raadsel van de sfinx. Maar Oidipous wist het raadsel op te lossen. Het is de mens die zich als kind op handen en voeten voortbeweegt, als volwassene op twee voeten loopt en als hij ouder wordt een stok als steun gebruikt. De sfinx stortte zich onmiddellijk in de ‘afgrond’ van zijn bewustzijn. Hij maakte bewust wat onbewust aanwezig was. Maar omdat Oidipous met deze kennis verder niets doet, begint het ware drama van de ‘kreupele’ mens pas goed. ‘Onwetend huwt hij met zijn ‘moeder’ (‘huwt’ met de materie, symbool van verstoffelijking), gesymboliseerd door Iocaste . En hij ‘doodt’ zijn vader, Laios, dat wil zeggen: Oidipous, de mens die kreupel door het leven gaat, verliest de dimensie van de éne geest uit het oog. In de grijsaard woont de ‘eeuwige jongeling’, de puer aeternus, de nimmer geboren onsterfelijke geest. Bewustzijn dat altijd is. Dat is wat de mens werkelijk ís.
Wie of wat veroudert er?
Een cultuur die op de kleurige boei van geforceerde jeugdigheid drijft, is een cultuur in verval, verliest haar wijsheid. En de tragiek is dat dit niet eens beseft wordt. De huidige moderne cultuur met haar eenzijdig ontwikkelde wetenschappelijke kennis manipuleert meer en meer de menselijke geest, het voedsel, de genetische patronen, waarden en normen, het klimaat en de publieke ‘opinie’. Maar zij mist de rust, de bezinning, de stilte, het beschouwende element, de wijsheid. Het eten van de vruchten van de boom der kennis heeft geleid tot het verdorren van de wortels van wijsheid. In ieder seizoen is er wel een gemanipuleerde vrucht van kennis te eten, in welke kleur dan ook, maar tegelijkertijd wordt het duidelijk dat de vrucht der wijsheid, soms ogend als een gerimpeld appeltje, nog maar nauwelijks gewaardeerd wordt. Met alle gevolgen van dien.
In een op drift geraakte cultuur is het van wezenlijk belang dat de vraag keer op keer gesteld wordt wie of wat we werkelijk zijn? Wie of wat veroudert er? Wat we werkelijk zijn is niet afhankelijk van ouderdom, ziekte en dood. In de Katha upanishad staat al:
‘Als in deze wereld der mensen, nog voordat het lichaam wegvalt, [brahman] niet begrepen wordt, dan had de geboorte in de werelden die Hij schept weinig nut.’(4)
Wat we steeds zijn en blijven is onvergankelijk Bewustzijn dat in een voortdurend spel vormen openbaart vanuit een grondeloze leegte die tegelijkertijd potentiële volheid is. ‘Vorm is leegte en leegte is vorm’, leert de hartsoetra. (5) Maar we dienen aan beide te ontstijgen, aan vorm én leegte. Het stralende Zelf waar alle verlichten en mystici over spraken en spreken kan niet door wapens geraakt worden, niet door vuur verbrand worden, niet door water nat worden en de wind kan Hét niet drogen, zo zegt de Bhagavad Gita (6). Hét ís. En zo is Hét. Eén en ondeelbaar. Het getuigt van wijsheid om zich niet met het leven der vormen te vereenzelvigen. Zoals Cicero in zijn verhandeling Over de ouderdom zei:
‘Ik ga uit het leven heen als uit een herberg, niet als uit een woning. De natuur schonk ons een tijdelijke verblijfplaats, niet een domicilie.’(7)
En aan het zuidelijk hoofdportaal van een moskee te Fathpur-Sikri (nabij New Delhi) staat een inscriptie uit 1601, toegeschreven aan Jezus:
‘Jezus, over wie vrede zij, heeft gezegd: “De wereld is een brug. Ga er over, maar ga er niet op zitten.”(8) Een advies voor jong en oud!
Macel Messing
InZicht jaargang 3, september 2001
* Ter wille van de privacy van de hier beschreven persoon is het beroep en de naam veranderd en de leeftijd iets ‘bijgesteld’.
- Gabriël Marcel,De ondergang van de wijsheid, Erven J. Bijleveld, Utrecht, 1965
- Narada Mahathera, Dhammapada, Boeddhayana Uitgeverij, Den Haag, 1997, p. 119
- Oscott, F.L., The secret of the Sphinx, Suffolk, Neville Spearman, 1977; Wallis Budge, E.A., The Gods of the Egyptians, Londen, 1969, 471 e.v.
- Sri Aurobindo, The Upanishads, p. 238 (Katha Upanishad), Pondicherry, 1992
- Edward Conze, The Heart Sutra, in ‘Buddhist Wisdom Books’, George Allen & Unwin LTD, Londen, 1958, p. 81
- Swami Chinmayananda, The Bhagawad Geeta, The Central Chinmaya Mission Trust, Bombay, 1967, p. 130, hoofdstuk II, vers 23
- Cicero, Over de ouderdom, Mirananda, Wassenaar, 1978, p. 29-30.
- Klijn, A.F.J. Apokriefen van het Nieuwe Testament I, J.H. Kok, Kampen, p. 18 (Agrapha).