‘Ik ben uw meester niet meer…’
Non-dualiteit
Het is al weer zo’n 18 jaar geleden dat ik na 13 jaar docentschap in het hoger onderwijs door de Bibliotheca Philosophica Hermetica te Amsterdam gevraagd werd om in dienst te treden als wetenschappelijk medewerker. Taak: verdere uitbouw op spiritueel gebied van deze hermetische bibliotheek, contacten leggen met esoterische groeperingen en vooral het bekend maken via woord en geschrift van de hermetische wijsheid. Er was alle gelegenheid om me in de hermetische wijsbegeerte, alchimie, mystiek en esoterische literatuur (graal, tempeliers, katharen, esoterische ordes) te verdiepen. Fraai verluchte manuscripten werden lange tijd bestudeerd en ‘bemediteerd’. Congressen, symposia en lezingen werden bezocht en ik reisde van New York naar Wolfenbüttel en Londen. Maar na vier jaar was het klokje in mij rond en voelde ik dat het beter was om een andere weg te gaan. Ik had veel geleerd. Het hermetisch axioma van Hermes Tresmegistos, geschreven op ‘De Smaragden Tafel’: ‘Dat wat boven is, is gelijk aan dat wat onder is, en dat wat onder is, is gelijk aan dat wat boven is, om de wonderen van het Ene te doordringen’, was diep in mijn bewustzijn gegrift. Het vormde toen reeds het besef dat non-dualiteit de basis is van alle existentie, wat we ook in logion 22 van Het evangelie van Thomas kunnen lezen: ‘Als ge van twee één zult maken en het binnenste als het buitenste en het buitenste als het binnenste en het bovenste als het onderste… dan zult ge het rijk binnengaan.’ Dat ‘het rijk’ de staat van non-duaal bewustzijn is, was mij door enkele ervaringen al duidelijk geworden. Non-dualiteit is de essentie van mystiek en religie en bereikte wellicht haar hoogste bloei in de advaita-leer van het Oosten.
Einde van de zoektocht
In de periode van de Bibliotheca Philosophica Hermetica ontmoette ik een aantal beoefenaars van de spirituele alchimie en meesters en grootmeesters van esoterische ordes. Daarnaast kruisten ook vrijmetselaars, rozenkruisers, kabbalisten, theosofen, antroposofen, tempeliers en vele anderen mijn pad. Sommigen van hen waren gehecht aan graden, riten en ceremonies. Vriendschappen werden aangeknoopt, wederzijdse kennis werd uitgewisseld en op uitnodiging begon ik met het geven van lezingen. Mijn eerste boeken waren net gepubliceerd. Maar na een bepaalde tijd kon de esoterie me niet meer bevredigen. De esoterische kennis had een natuurlijk eindpunt bereikt in mijn geest. De geheimen van symbolen, riten en ceremonies begonnen hun aantrekkingskracht te verliezen. De woorden van de Boeddha om op het pad tot bevrijding vrij te komen van ceremonies en riten – later herhaald door Krishnamurti – kregen een extra dimensie. Voor de bonafide esoterie (niet te verwarren met populaire new-agekennis) bleef ik sympathie voelen, al zie ik iedere vorm van esoterische kennis uitsluitend als een hulpmiddel tot directe ervaring. Charletans, spirituele goochelaars en acrobaten, eso-toeristen en ‘oppoetsers’ van het ego zijn overal en in alle tijden te vinden. Ook een esoterische scholingsweg kon mijn geest niet langer bevredigen. Ik begon in te zien dat vele esoterische scholen en ordes, met aan het hoofd een meester of grootmeester (woorden die ik maar nauwelijks over mijn lippen kon krijgen), iets willen bereiken, iets willen realiseren in een fijnstoffelijk lichaam. Daarmee worden evenwel de persoonlijkheid en uiteindelijk ook de zoektocht van de mens subtiel in stand gehouden. Voor mij was dit geen bevrijding. Waren hemelen en hellen al eerder ontmaskerd als door de eigen geest geschapen toestanden, nu werd ook nog de esoterische sluier, die het geheim achter het ‘allerheiligste’ verborg, voor mijn ogen weggerukt. Die sluier was voor mij niets anders dan een nieuwe illusie: een wordingsweg tot in de meest verfijnde ‘geestestoestanden’, van eon tot eon, van heerlijkheid tot heerlijkheid, van tijdvak tot tijdvak. Dit kon geen vrijheid, geen bevrijding zijn. Het afscheid van de Bibliotheca Philosophica Hermetica liep parallel met mijn afscheid van een westerse mysterieschool. Ik had er veel geleerd en er dierbare vriendschappen aan overgehouden. Maar ook werden projecties doorzien en illusies verbroken.
Het was een lange weg voordat het zoekersinstinct in mij tot rust kwam en met een grote schok ontdekt werd dat het ego geen werkelijke substantie heeft, dat er geen sprake kan zijn van een op zichzelf staande individualiteit.
Lange tijd had ik me ook verdiept in de oosterse wijsheid: in diverse boeddhistische scholen, in upanishads, de advaita-vedanta en het soefisme. Steeds was er de resonans dat de waarheid eenvoudig is en ontzagwekkend dichtbij. Zo dichtbij, dat ieder denken erover ons er mijlen van verwijdert.
De natuur als leraar
De dorst naar ware kennis kon niet bevredigd worden door boeken, al hebben ze me veel geleerd en bijgedragen tot het einde van mijn zoektocht. In stille momenten waren ze mijn leraar. En nog steeds lees en schrijf ik graag! Het waren vooral de grondeloze ervaringen in de natuur die me de wereld en mijzelf volkomen anders deden zien. De paradox van dergelijke ‘ervaringen’ is dat er in feite ‘niemand’ is die ‘iets’ ervaart en dat tegelijkertijd alles volledig aanwezig is, in intense helderheid, in een allesomvattende en allesdoordringende presentie, in een absolute vrijheid die ieder kader van tijdruimte achter zich laat.
Al als jongen trok ik erop uit in de natuur. Ik wandelde hele dagen, voer met mijn Canadese kano over de rivier de Dommel in de Brabantse heide, lag in de zinderende warmte tussen een meeuwenkolonie, waar ik volledig wegvloeide in het gekrijs van zilvermeeuwen die om mij heen cirkelden en oploste tot in een oneindig niets van pure vrede. De meeuwen, de dopheide, de rivier, de lucht, het helle licht van de zon. Niets had een grens. Alles was één, en zelfs dat is een onjuiste opmerking.
Hoe vaak is er onder het wandelen niet de ‘ervaring’ dat er in feite geen wandelaar is. Dan is er het gezang van vogels. Het geknisper van takjes onder de voeten. De penetrante geur van bloemen, de onmetelijke stilte van geluiden. Heel de natuur verwijdt zich dan vanuit ‘mijn’ bewustzijn, dat op dat moment geen centrum heeft. Overal open ruimte. Leegte van een geweldige volheid. Energie die vibreert tot in alle ‘uithoeken’ van het universum.
Zo was er op een zomerse middag die eindeloze gongslag van een kerkklok. Zittend op een terrasje in een Zuid-Frans dorpje, na een lange bergwandeling. Precies op het geluid van de gongslag brak het vlies van het beperkte bewustzijn open en stroomde een ongelooflijke vrede door mijn lichaam (dat slechts een object was), manifestatie van het allesomvattende en allesdoordringende universele bewustzijn, waarin alle levensvormen als dansende golven in een onmetelijke oceaan zijn. Vaak is de natuur mijn leraar. De bergen in hun majesteit en woestheid. De dieren in al hun vormopenbaringen en eigenschappen. De bomen en planten in hun eindeloze variaties. De krachtige bergrivier. De waterval die mijn lichaam eens wegspoelde en transformeerde in de bronloze bron van energie die pure vreugde is en het spel van leven speelt. Maar ook in een drukke stad kan totaalbewustzijn me overrompelen, ‘als een dief in de nacht’.
De leraar
‘Dat hij die zoekt niet ophoudt met zoeken, tot hij gevonden heeft’, zegt Jezus in logion 1 van Het evangelie van Thomas. Dat was een meestertruc van hem. Een leraar als Jezus en alle bonafide leraren kennen het zoekersinstinct van de mens. Slechts de pseudo-leraar blijft het zoekersinstinct voeden, grofstoffelijk of fijnstoffelijk. Zo blijven ‘leraar’ én leerling gevangen in het netwerk van dualiteit. Maar ook daar kan men van leren. In mijzelf raakte het zoekersinstinct uitgeput. Na zeer lang en intens zoeken, na de ontmoeting met een aantal leraren en pseudo-leraren, na het drinken uit vele bekers van kennis. Maar kennis is nog geen wijsheid, en bevrijding is niet door íemand te bereiken. Voordat ik werkelijk besefte dat ‘het rijk nader is dan handen en voeten’, zoals Jezus het formuleerde, ja, dat het bij iedere stap met je meeloopt, dat het dichter is dan de halsslagader, de eigen adem, de hartslag, moest er heel wat in mij gebeuren.
Slechts in een notendop beschrijf ik hier mijn eigen zoektocht. Geleidelijk begon ik te beseffen dat niet het zoeken belangrijk is om onderzocht te worden, maar de zoeker. Met grote precisie begon ik de zoeker te onderzoeken. Een exploderend gebeuren. Er is volstrekt niet zoiets als een ‘iemand’ die zoekt. De ontdekking hiervan was het einde van mijn zoektocht. ‘Wanted: your self’. Leerling blijf je iedere dag. Ik begon te beseffen dat ook bevrijding en verlossing concepten zijn in de eigen geest. Worden en zijn vormen een onverbrekelijk geheel, zoals leegte en volheid, geest en stof. Ze komen voort uit de grondeloosheid. Totaalbewustzijn manifesteert zich vanuit grondeloze Stilte in het Woord, dat ieder moment als scheppingsgebeuren, helder en fris, ‘vleeswordt’. Beweging-en-rust, God, tao, brahman, Ain Soph, dat, welke naam we het ook willen geven, geen enkele naam kan het benoemen. Maar die beweging en rust, die grondeloze energie, dat totaalbewustzijn is ‘onze’ ware natuur, al kan er natuurlijk op geen enkele wijze sprake zijn van ónze ware natuur. De mystici hebben dit altijd geweten en er vanuit een ‘mystieke stilte’ met verlegenheidswoorden naar verwezen.
Jarenlange ontmoetingen met Erik van Ruysbeek leerden me veel. In mijn ervaring een bescheiden mens, liefdevol, eenvoudig en humoristisch, geen zweem van goeroeschap, geen enkele behoefte aan adoratie. Iemand die zijn grondeloze ervaringen in vele boeken en poëzie naar voren heeft gebracht. Een mysticus in hart en ziel.
Er ontstond een diepe vriendschap. ‘We zijn uit hetzelfde hout gesneden’ zei hij eens, nadat we naar Bach geluisterd hadden in zijn bibliotheek en elkaar lang in de ogen hadden gekeken. Tijd en ruimte bestonden niet meer en de kamer zinderde van energie. ‘Er is maar één ding. Er is maar één werkelijkheid’, zei hij. Vervolgens zweeg hij lang. Stilte. Diep vanuit zijn buik kwam een vredige zucht, een glimlach op zijn gelaat. Een explosie in ‘mijn’ bewustzijn. Tranen in mijn ogen.
Nog goed herinner ik mij de ontmoeting tussen de hindoeleraar Mansukh Patel en Erik. Een bijzondere sfeer. ‘What is your message?’, vroeg Mansukh plotseling. De mond van Erik viel even open van verbazing. ‘I have no message…’
‘What is the most strongest thing next to God’, vroeg de hindoeleraar Guruswami eens aan zijn toehoorders in de ashram van Ponnampet (Karnataka, India), waar we elkaar een week lang als vrienden ontmoetten en diepgaand onze inzichten uitwisselden. ‘The ego’, antwoordde Guruswami, waarop hij liet weten dat er geen taaiere illusie is dan die van het ego. Eens wordt het ego ontmaskerd. Er is geen kruistocht voor nodig, geen strijd, geen verzet. Het flitsende, onmiddellijke inzicht dat het ego geen substantie heeft, gewoon niet echt bestaat, is voldoende. Om te lachen en te huilen (van vreugde) tegelijk! Onze persoonlijkheid is niets meer dan een objectivering van totaalbewustzijn, zoals leraren als Ramana Maharshi, Sri Nisaragadatta, Ramesh Balsekar, Krishnamurti en vele anderen die mijn leven diepgaand beïnvloed hebben, geleerd hebben.
Ontmoetingen met vooral boeddhisten en onderricht van Tibetaanse leraren in India verdiepten de inzichten over het niet werkelijk bestaan van een ‘zelf’.
Verlichting of bevrijding is niet te bereiken. Meditatie vormt op den duur een obstakel als ze uitsluitend plaatsvindt als een afzonderlijk gebeuren. Vanuit de leraar gezien is er geen relatie leraar-leerling. ‘De roep om een meester’, zoals Karlfried Von Dürckheim al in de zeventiger jaren signaleerde, zal net zolang bestaan als dat er zoekers zijn. Eens komt de zoektocht tot een einde. Dan valt de dualiteit meester-leerling (instandgehouden door de leerling) weg en klinken de woorden van Jezus uit logion 13 van Het evangelie van Thomas als een bodemloze waarheid: ‘Ik ben uw meester niet meer…’
Wat verschijnt en verdwijnt is slechts een reflectie in de grenzeloze spiegel van totaalbewustzijn. De spiegel wordt door geen enkele emotie geraakt. Boven alle dualiteit verheven is het tijdloze onmetelijke bewustzijn dat ‘we’ zíjn (beter: dat ís!), onaangedaan door goed en kwaad, vrij van oorzaak en gevolg, van karma en wedergeboorte. Nirvana is die toestand van bewustzijn waarin alle illusies van de eigen geest zijn uitgewaaid. Inderdaad: ‘Het rijk is nader dan handen en voeten’. En… het is de meest normale staat van zijn.
Marcel Messing
InZicht, nummer 1